Wiki - MijnRekensite
A
B
Bewerking
Een rekenkundige bewerking is het op een bepaalde manier rekenen.
Bewerkingen zijn optellen (+), aftrekken (-), vermenigvuldigen (x) en delen (:).
De rekenvolgorde wordt bepaald door de voorrangsregels.
Breuk, aftrekken
Breuken mag je aftrekken als de noemers gelijk zijn.
De noemer is het getal onder de breukstreep.
Ongelijke noemers maak je eerst gelijk.
Zie onder 'KGV'.
Breuk, delen
Breuken deel je door de breuk waardoor je deelt om te keren.
Je verwisselt dan de teller en de noemer.
Daarna worden de breuken vermenigvuldigd.
Breuk, gelijknamig
Gelijknamige breuken zijn breuken met gelijke noemers.
De noemer is het getal onder de breukstreep.
Breuk, ongelijknamig
Ongelijknamige breuken zijn breuken met ongelijke noemers.
De noemer is het getal onder de breukstreep.
Breuk, optellen
Breuken mag je optellen als de noemers gelijk zijn.
Ongelijke noemers maak je eerst gelijk.
Je zoekt dan naar het kleinste gemene veelvoud.
Zie onder 'KGV'.
Breuk, vereenvoudigen
Het zo klein mogelijk schrijven van een breuk heet vereenvoudigen.
Je deelt dan de teller en de noemer door de grootste gemene deler.
Bijvoorbeeld: 3/9 = 1/3.
De teller en de noemer zijn door 3 gedeeld.
Zie onder 'GGD'.
Breuk, vermenigvuldigen
Breuken vermenigvuldig je door apart de tellers en apart de noemers met elkaar te vermenigvuldigen.
C
Cirkel
Een cirkel is een vlakke figuur.
Een cirkel heeft een middelpunt.
De straal is de afstand van het middelpunt tot de cirkellijn.
Een cirkel is 360º groot.
Cirkeldiagram
Een cirkeldiagram laat op een overzichtelijke manier zien hoe de aantallen zich verhouden.
De cirkel is verdeeld in sectoren.
Vaak worden deze ingekleurd.
D
Data
De verzamelde hoeveelheid aan informatie wordt data genoemd.
Zie onder 'Statistiek'.
Deca
Het voorvoegsel deca heeft een waarde van tien.
1 dam is gelijk aan 10 m.
Deci
Het voorvoegsel deci staat voor één tiende deel.
1 dm is gelijk aan 0,1 m.
Deelstreep
Een deel- of breukstreep geeft aan dat het een deling betreft.
Deeltal
Het deeltal is het getal dat gedeeld wordt.
Van de deling 42 : 6 = 7 is 42 het deeltal.
Domein
De betekenis van domein is hier hoofdonderwerp.
MijnRekensite kent de volgende domeinen: Getallen, Verhoudingen, Meten & Meetkunde en Verbanden.
E
Eenheid
Met een eenheid druk je de grootte van een maat uit.
Bekende eenheden zijn die voor de lengte, oppervlakte en inhoud.
Voor geld hebben we de euro (€) als eenheid.
Eenheid, gewicht
De standaardeenheid of maat voor het gewicht is de gram.
De afkorting is g.
Eenheid, inhoud
De standaardeenheid of maat voor de inhoud is de kubieke meter.
De afkorting is m3.
Eenheid, lengte
De standaardeenheid of maat voor de lengte is de meter.
Afgekort tot m.
Eenheid, oppervlakte
De standaardeenheid of maat voor de oppervlakte is de vierkante meter.
De afkorting is m2.
Even
Een even getal is een geheel getal dat deelbaar is door 2.
18 is even want 18 : 3 = 6.
Er blijft geen rest over.
Evenwijdig
Als twee lijnen dezelfde richting hebben, lopen deze evenwijdig.
Een ander woord voor evenwijdig is parallel.
F
Factor
De factor is het getal waarmee wordt vermenigvuldigd (of gedeeld).
Van 6 x 2 = 12, is het getal 2 de factor.
Frequentie
De frequentie geeft aan hoe vaak iets voorkomt.
Bijvoorbeeld het aantal huisdieren per gezin.
G
Gemiddelde
Je berekent het gemiddelde door de som te nemen en deze te delen door het aantal getallen.
Het gemiddelde van 6, 8, 8 en 10 is 32 : 4 = 8.
Getallen, soorten
Er zijn verschillende groepen of soorten getallen.
De getallen zijn onder te verdelen in de natuurlijke en in de gehele getallen.
De natuurlijke getallen zijn de hele positieve getallen: 0, 1, 2, 3, 4, ...
Soms wordt de 0 weggelaten. De nul is neutraal.
De gehele getallen omvatten ook de negatieve getallen: -3, -2, -1, 0 ,1, 2, 3.
Een breuk is een gebroken getal.
Getallen, splitsen
Getallen zijn te splitsen in kleinere stukjes.
Bijvoorbeeld voor de komma in: honderdtallen, tientallen en eenheden.
En na de komma in: tienden, honderdsten en duizendsten.
Voorbeeld: 124,9 = 100 + 20 + 4 + 0,9.
Getallen, waarde
Een getal is opgebouwd uit één of meer cijfers.
Elk cijfer staat voor een bepaalde waarde.
Van 823 heeft de 2 een waarde van 20.
De 8 staat voor het aantal honderdtallen, de 2 voor de tientallen en de 3 voor de eenheden.
Getallenlijn
Op een getallenlijn staan getallen van klein naar groot geordend.
Links van de nul staan de negatieve en rechts van de nul de positieve getallen.
De nul is neutraal.
Een getallenlijn wordt ook wel een getallenas genoemd.
GGD
Je zoekt naar de grootste gemene deler om een breuk te vereenvoudigen.
De afkorting is ggd.
Dit is het getal waardoor je de teller en de noemer deelt.
Gemene in de betekenis van gemeenschappelijke.
Grootheid
De benaming van iets dat je kunt meten, heet een grootheid.
Een grootheid wordt uitgedrukt in een maat ofwel in een eenheid.
Bekende grootheden zijn: lengte, oppervlak(te), inhoud, gewicht, tijd en snelheid.
Van de grootheid lengte is de standaardmaat de meter.
Bijvoorbeeld de lengte is 10 meter.
Groter dan
24 > 11 betekent dat het getal 24 groter is dan 11.
> is het 'groter dan' teken.
Links van dit teken staat het grootste getal.
H
I
K
KGV
Je zoekt naar het kleinste gemene veelvoud om de noemers van breuken gelijk te maken.
De afkorting is kgv.
Het kgv wordt de nieuwe noemer.
Gemene in de betekenis van gemeenschappelijke.
Kleiner dan
16 < 28 betekent dat het getal 16 kleiner is dan 28.
< is het 'kleiner dan' teken.
Links van dit teken staat het kleinste getal.
Kolomrekenen
Bij kolomgewijs rekenen worden de getallen onder elkaar geplaatst om er gemakkelijker mee te kunnen rekenen.
Op MijnRekensite leer je op de moderne en op de oude manier met onthouden.
Komma, verschuiven
Bij keer 10 verschuift de komma één plaats naar rechts. En bij keer 100 twee plaatsen naar rechts.
Bijvoorbeeld: 5,41 x 10 = 54,1.
Bij delen door 10 verschuift de komma één plaats naar links. Enzovoort.
Kommagetal
Een kommagetal is een getal met één of meer cijfers na de komma.
Bijvoorbeeld: 5,371
De cijfers na de komma worden decimalen genoemd.
Een kommagetal is een decimaal getal.
Kwadrateren
Kwadrateren is het vermenigvuldigen van een getal met datzelfde getal.
62 = 6 x 6 = 36.
Spreek 62 uit als 'zes-in-het-kwadraat'.
L
Lengte
De lengte, breedte, diepte, hoogte, afstand en omtrek worden uitgedrukt in een lengte-eenheid.
Dit is een maat voor hoe lang of groot iets is.
Lijn, lijnstuk
Een lijn is wiskundig gezien, opgebouwd uit oneindig veel punten en heeft géén begin en eindpunt.
Een lijnstuk is een deel van een lijn met een begin- en eindpunt.
Lijndiagram
Een lijndiagram geeft (meestal) een verandering in de tijd aan.
Bijvoorbeeld de gewichtstoename van een baby in het eerste levensjaar.
Zo'n grafiek wordt ook wel een lijngrafiek genoemd.
Liter
De liter is een maat voor de inhoud.
Het symbool voor liter is l of L.
1 liter = 1 dm3.
M
Machtsverheffen
Machtsverheffen is het vermenigvuldigen van een getal een aantal keren met zichzelf.
43 = 4 x 4 x 4 = 64.
4 heet het grondtal.
3 heet de exponent.
Spreek de macht 43 uit als 'vier-tot-de-macht-drie'.
Meter, kubieke
De inhoud wordt weergegeven in kubieke meter(s).
Het symbool is m3.
De inhoud van een kubus is lengte x breedte x diepte.
Meter, vierkante
De oppervlakte wordt uitgedrukt in vierkante meter(s).
Het symbool is m2.
De oppervlakte van een vierkant is lengte x breedte.
Metriek stelsel
Het systeem van maten en eenheden wordt het metrieke stelsel genoemd.
Dit stelsel is in de tijd van Napoleon ingevoerd.
Voor die tijd was er een grote wirwar aan maten.
N
Negatief
Een negatief getal is een getal kleiner dan nul.
Zo'n getal is te herkennen aan het minteken.
Het tegengestelde getal van 6 is -6.
O
Oneven
Een oneven getal is een geheel getal dat niet deelbaar is door 2.
27 is oneven want 27 : 2 = 13 met een rest van 1.
Oppervlakte
De oppervlakte is een maat voor het oppervlak van een vlakke figuur.
Het oppervlak is het gebied dat je kunt bedekken.
Met woordformules bereken je de oppervlakte.
De oppervlakte wordt uitgedrukt in een oppervlakte-eenheid.
P
Positief
Een positief getal is een getal groter dan nul.
Een positief getal is te herkennen aan het plusteken.
Meestal laat men de plus weg.
Priemgetal
Een priemgetal is groter dan één en is alleen door één en zichzelf te delen.
Een priemgetal heeft precies twee delers.
7 een priemgetal met als delers 1 en 7.
Product
Het product is de uitkomst van een vermenigvuldiging.
Van 8 x 3 = 24, is 24 het product.
De getallen 8 en 3 heten de factoren.
Q
R
Rekenvolgorde
De voorrangsregels bepalen de rekenvolgorde van de te nemen stappen.
Als er haakjes staan, werk je deze eerst weg.
Daarna volgen de andere rekenkundige bewerkingen.
Je werkt van links naar rechts naar het antwoord toe.
En past de voorrangsregels toe.
Rest van deling
De rest is het getal dat overblijft na een deling.
Bijvoorbeeld: 16 : 5 = 3 met rest = 1.
Romeinse cijfers
De Romeinse cijfers worden aangegeven in letters.
Deze letters zijn om te zetten naar het tientallige talstelsel. Omgekeerd kan ook.
Bijvoorbeeld de letter VIII heeft een waarde van 8. En 11 heeft een waarde van XI.
Ruimtefiguren
Een ruimtefiguur is een gesloten wiskundige figuur, die in de ruimte ligt.
Een ruimtefiguur heeft diepte.
Bekende ruimtefiguren zijn de kubus, balk en een bol.
S
Schaal berekenen
De schaal geeft de verhouding weer tussen de afmetingen van het model en de werkelijke afmetingen.
De schaal kan een verkleining of vergroting zijn.
Schaal 1 : 1000 betekent dat 1 cm in het echt 1000 cm is.
Som
De som is het resultaat van een optelling.
Van 8 + 3 + 11 = 22, is 22 de som.
De termen zijn 8, 3 en 11.
Staafdiagram
Een staafdiagram geeft informatie overzichtelijk weer.
De staven lopen verticaal of horizontaal.
De lengte van de staven geeft de hoeveelheid weer.
De staven staan los van elkaar.
Staartdeling
Een staartdeling is een handige manier om (meestal op papier) een deelsom uit te rekenen.
Statistiek
Statistiek gaat over het verzamelen, bewerken en presenteren van informatie. Om er vervolgens conclusies uit te kunnen trekken.
De informatie wordt overzichtelijk verwerkt in tabellen, diagrammen en grafieken.
Symbool
Een rekenkundig symbool, teken of afkorting staat voor een bepaalde betekenis.
Bijvoorbeeld het symbool voor het plusteken is + dat staat voor optellen. En het wortelteken is √ voor worteltrekken.
En de afkorting k voor kilogram.
T
Tekenverloop
Om goed te kunnen optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen, zijn er regels voor het tekenverloop.
Het betreft het juiste gebruik van de plus- en mintekens.
Bijvoorbeeld -6 x +7 = -42.
Temperatuur
De temperatuur geeft aan hoe koud of warm iets is.
De temperatuur wordt uitgedrukt in graden Celsius.
Het symbool is °.
Op een zomerse dag is het 25 °C of meer.
Tientallig stelsel
We rekenen tegenwoordig met het tientallige stelsel.
Een andere benaming is het decimale talstelsel.
Dit stelsel gebruikt de cijfers 0 t/m 9.
Een getal is opgebouwd uit één of meer cijfers.
V
Veelvoud
Het veelvoud van een getal, is het resultaat van een vermenigvuldiging.
Veelvouden van 6 zijn: 6, 12, 18, 24, ...
Want 6 x 1 = 6, 6 x 2 = 12, enzovoort.
Verdubbelen
Een getal twee keer zo groot maken, heet verdubbelen.
Je verdubbelt het getal 9 door dit getal met 2 te vermenigvuldigen.
Dus 9 x 2 = 18.
Vereenvoudigen
Zie onder 'Breuk, vereenvoudigen'.
Verhouding
De verhouding geeft weer hoe getallen, lees aantallen, zich ten opzichte van elkaar verhouden.
Bijvoorbeeld de verdeling van het aantal jongens en meisje in de klas.
Verhoudingstabel
Een verhoudingstabel is een handig hulpmiddel om getallen om te rekenen naar de gevraagde hoeveelheid.
Bijvoorbeeld het berekenen van de prijs van 7 appels, als de prijs van 2 appels bekend is.
Vermenigvuldigen
Vermenigvuldigen is een verkorte schrijfwijze van herhaald optellen.
De optelsom: 4 + 4 + 4 + 4 + 4 = 20, is te schrijven als een vermenigvuldiging: 5 x 4 = 20.
Een ander woord voor 'vermenigvuldigen' is 'keer' of 'maal'.
Verschil
Om het verschil van twee getallen te vinden, maak je er een aftreksom van.
Het verschil van 12 en 8 is 12 − 8 = 4.
Vlakke figuren
Een vlak of vlakke figuur is een gesloten wiskundige figuur, die in het platte vlak ligt.
Bekende vlakke figuren zijn de driehoek, rechthoek en een cirkel.
Voorrangsregels
Net zoals in het verkeer, zijn er voor het rekenen regels.
Deze voorrangsregels bepalen de volgorde waarin je rekent.
Bijvoorbeeld: vermenigvuldigen gaat voor optellen.
Voorvoegsels
Een voorvoegsel wordt voor de standaard eenheid geplaatst.
Samen geven zij de grootte van de maat aan.
Van kilometer is het voorvoegsel de kilo.
Bekende voorvoegsels zijn: kilo, hecto, deca, deci, centi en milli.
W
Woordformule
Met een woordformule geef je aan hoe iets moet worden uitgerekend.
Bijvoorbeeld:
Omtrek driehoek = som van de zijden.
Worteltrekken
Worteltrekken is de omgekeerde bewerking van kwadrateren.
Spreek √9 uit als 'wortel-negen'.
√9 = 3, want 32 = 3 x 3 = 9.