Je weet nu:



1. Hoe je breuken moet delen.

2. Dat delen door een breuk, het vermenigvuldigen met die omgekeerde breuk is.

3. Dat bij het vermenigvuldigen van breuken, je de tellers vermenigvuldigt.

4. Dat bij het vermenigvuldigen van breuken, je de noemers vermenigvuldigt.

5. Dat je het resultaat zo klein mogelijk schrijft door te vereenvoudigen.