Je weet nu:



1. Hoe je breuken kunt vermenigvuldigen.

2. Dat je bij het vermenigvuldigen van breuken, de tellers vermenigvuldigt.

3. Dat je bij het vermenigvuldigen van breuken, de noemers vermenigvuldigt.

4. Dat je een breuk zo klein mogelijk schrijft door deze te vereenvoudigen.