Je weet nu:



1. Hoe je allerlei berekeningen met procenten kunt maken.

2. Dat je bij (veel) berekeningen procenten eerst omzet naar een kommagetal.

3. Wat een procentuele toename en een procentuele afname is.

4. Hoe je rekent met de woordformule 'nieuw = oud + toename'.

5. Hoe je rekent met de woordformule 'nieuw = oud – afname'.