Je weet nu:



1. Dat een breuk een deel van het geheel voorstelt.

2. Dat een breuk een deling is van twee getallen.

3. Dat een breuk een verhouding weergeeft.

4. Wat de teller, de noemer en het quotiënt van een breuk is.

5. Wat het verschil is tussen een gewone en een gemengde breuk.