Je weet nu:1. Dat een tijdseenheid de maat van tijd aangeeft. 2. Wat de namen van de verschillende tijdseenheden zijn. 3. Wat de bijbehorende waarden van tijdseenheden zijn. 4. Hoe je tijdseenheden kunt omrekenen. 5. Hoe je met de klok en de kalender rekent.
|