Een breuk geeft de verhouding weer van iets ten opzichte van het geheel, ofwel van het totaal. Een breuk schrijf je op als een onuitgewerkte deelsom. De teller is het getal boven de breukstreep en de noemer het getal eronder. De uitkomst van een breuk, dus van de deling, heet het quotiënt.

Het quotiënt is een geheel of een gebroken getal. Een gebroken getal wordt vaak weergegeven als een kommagetal.

Het zo klein mogelijk maken van een breuk, heet vereenvoudigen.

Met breuken kun je diverse berekeningen uitvoeren, zoals optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen. Hier vind je alvast een inleiding; meer uitleg volgt in de volgende hoofdstukken.

Oefenen: inleiding breuken