Je weet nu:



1. Hoe je kommagetallen afrondt op hele getallen.

2. Hoe je kommagetallen afrondt op één of meerdere decimalen.

3. Dat je de laatste nul(len) na de komma weglaat, tenzij anders vereist is.

4. Hoe je afrondt op tientallen, honderdtallen en duizendtallen.

5. Hoe je geldbedragen afrondt op nul of vijf eurocenten.

6. Hoe je in bijzondere gevallen afwijkend moet afronden.