Je weet nu:1. Dat een getal is opgebouwd uit cijfers. 2. Dat een getal een bepaalde waarde heeft. 3. Dat je getallen ook in woorden kunt opschrijven. 4. Dat een groot getal korter is te schrijven met cijfers en woorden. 5. Dat je duizendtallen kunt scheiden door een spatie of een punt.
|