Je weet nu:



1. Wat een positief en een negatief getal zijn.

2. Dat je met positieve en negatieve getallen kunt rekenen.

3. Hoe je de rekenregels voor optellen en aftrekken toepast.

4. Hoe je de rekenregels voor vermenigvuldigen en delen toepast.

5. Dat het handig is om de regels voor het tekenverloop te kennen.