Je weet nu:



1. Dat de getallen op een getallenlijn van klein naar groot geordend staan.

2. Dat een positief getal groter en een negatief getal kleiner is dan nul.

3. Dat een kommagetal een getal is met één of meer decimalen.

4. Hoe je bepaalt of een getal even of oneven is.

5. Hoe je bepaalt of een getal een priemgetal is.

6. Hoe je Romeinse cijfers omrekent naar gewone getallen en omgekeerd.