Bij een deling is het deeltal het getal dat wordt gedeeld, en de deler is het getal waarmee je deelt. De rest is het getal dat overblijft na een deling.

Het kan vaak handig zijn om te weten of een getal deelbaar is door een ander getal. Als dat zo is, dan is de rest nul.

Deze kennis is nuttig voor het vereenvoudigen van breuken of om bijvoorbeeld na te gaan of een getal een priemgetal is, dat dus slechts beperkt deelbaar is.

Oefenen: delen